Ervaringen tijdens de oorlog

De Duitsers vallen binnen

Wanneer de Duitsers in 1940 binnenvallen staat de broer van Roosje als Nederlands soldaat op wacht bij de Staatsdrukkerij in Den Haag. De Duitsers hebben Den Haag nog niet bereikt. Een Nederlander schiet uit een raam op hem. De kogel mist hem maar net en slaat zijn bril van de neus. Pas als het donker is kan hij veilig wegkomen.

Verraad van (ex) man Leo en minnaar

De (ex) man Leo van Roosje geeft haar aan bij de Kultuurkamer. Roosje moet haar bloeiende dansscholen sluiten.

Leo en zijn broer Marinus verraden Roosje bij politiecommissaris en burgemeester. Roosje wordt opgepakt en overgedragen aan de SS. Die sluit haar 6 weken op. Daarna komt ze weer vrij.

Wanneer Roosje wordt opgeroepen zich ‘vrijwillig’ naar Westerbork te begeven wijzigt ze haar identiteit en gaat in pension bij het echtpaar Coljee in Naarden waarvan de vrouw Duitse is en de man NSB-er. Roosje wordt verraden door haar Nederlandse minnaar Kees. Een politieman arresteert haar met getrokken pistool, ze wordt verhoord, opgesloten in een politiecel, op transport gezet naar het kamp Westerbork.

Bij al deze gebeurtenissen is geen Duitser aan te pas gekomen. De (ex) man Leo, zijn broer Marinus, minnaar Kees, de politieman, rechercheur Verstappen, zijn baas van Keulen, de commissaris, burgemeester, ambtenaren Kultuurkamer, de mensen die haar huis leeghaalden, het geld wegsluisden, spoorwegbeambten, gevangenisbewaarders waren allen Nederlanders.

Westerbork en kamp Vught

Ook in Westerbork en vervolgens in kamp Vught waar ze naar overgeplaatst wordt zijn veel bewakers en medewerkers Nederlanders. De hoogste SD chef in Westerbork, Jorg Mulner (fictieve naam) die de deportaties regelt ( Roosje moest de lijsten uitwerken) was een Nederlander.
In kamp Vught zijn het Nederlandse Aufseherinnen die zich tegenover de Nederlandse gevangenen misdragen. Dat zijn o.m. Katja Schol en Jenny van Rijnsbergen.

De Duitse mevrouw Magda Coljee en haar NSB- man Henk helpen Roosje door haar wekelijks voedselpakketten te sturen en mevrouw Coljee bezoekt haar in kamp Westerbork. Ook enkele leerlingen van haar dansschool komen op bezoek in Westerbork via een door Roosje georganiseerde speciale regeling. Roosje vertrekt naar kamp Vught.

Haar moeder schrijft haar laatste brief vanuit Westerbork aan Roosje en haar vader aan Coljee. Een paar dagen later worden ze vermoord in Sobibor.

Vanaf Vught vertrekt Roosje naar Auschwitz. Van Nederland en het Nederlandse Rode Kruis heeft Roosje niets gehoord of gemerkt. Ook niet toen het tegen het einde van de oorlog mogelijk was en andere hulporganisatie zoals het Zweedse, Belgische en Franse Rode kruis al actief waren in Duitsland. Nederland schitterde door afwezigheid. Roosje moet zich voor Deense uitgeven om geholpen te worden. Dank zij een voedselpakket van het Zweedse Rode Kruis heeft ze overleefd.