Zoektocht auteur

Na een zoektocht van 25 jaar ontdekt de auteur Paul Glaser het oorlogsgeheim van zijn familie.

Zijn vader, Roosjes broer,  adviseert hem het geheim te houden. Na een dramatische gebeurtenis besluit Paul het geheim te onthullen en schrijft dit boek. Paul’s zoektocht is in het boek verweven door het verhaal van Roosje.

Eerste fase; op het spoor

De zoektocht begint met enkele toevallige kleine gebeurtenissen, die Paul op het spoor brengen van het familiegeheim. Bij het zoeken van een naam voor hun nieuwe kind stuit hij op de tweede naam van zijn vader: Samuel. Zijn vrouw merkt op: typisch Joodse naam. Hij hecht er geen waarde aan. Immers veel namen die in gebruik zijn hebben een Joodse oorsprong.

Tijdens een verjaardagsfeest vindt een politieke discussie plaats. Een vriend die actief lid is van het Palestina-comité zegt: zionisme is racisme. De vader van Paul die ook aan de discussie deelneemt krijgt spontaan een bloedneus en trekt zich direct terug.

De vrouw van Paul vermoedt een verband tussen die twee toevalligheden. Paul denkt van niet. Zijn vader zou hem dat zeker verteld hebben, zo is zijn overtuiging.
Pas als een Oostenrijkse vriend Paul vertelt dat de naam Glaser een naam is die veel in Wenen voor kwam vóór de oorlog en daar een typisch Joodse naam was ontstaat ook bij hem het vermoeden van een familiegeheim.

Tweede fase; ontdekkingen en ontkenning

Paul wil niet zijn ouders vragen naar een mogelijk Joodse achtergrond. Als er werkelijk een familiegeheim is dan zullen ze toch ontkennen, is zijn redenering. Hij vraagt daarom zijn vader hoe zijn ouders, de grootouders van de auteur, in de oorlogsperiode zijn gestorven. Door oorlogsgeweld, honger? Zijn vader antwoordt: Nee, vanwege ouderdom.

Het antwoord van zijn vader klinkt zo emotieloos dat het Paul niet gerust stelt maar eerder nog meer vragen oproept. Hij zoekt contact met zijn katholieke oma, de moeder van zijn moeder. Door te doen alsof hij van het familiegeheim weet spreekt zijn katholieke oma er over en bevestigt zijn vermoeden. Zo ontfutselt Paul het familiegeheim over de Joodse wortels.

Omdat de Joodse achtergrond voor hem als katholiek vreemd is, er regelmatig aanslagen worden gepleegd op Joodse instellingen en in Israel strubbelingen voortduren, besluit hij de ontdekking van de Joodse achtergrond voor zichzelf en buiten zijn leven te houden.

Derde fase; resten verre familie

In het kader van zijn werk ontmoet Paul bij de Europese Commissie in Brussel een naamgenoot. Aanvankelijk worden geen familie relaties gevonden. Bij een tweede ontmoeting heeft de Brusselse naamgenoot kunnen achterhalen dat zijn vader een neef is van de vader van Paul.

De naamgenoot blijkt een achterneef te zijn. Deze ziet Paul als zeer nabije familie vanwege het ontbreken van een groot deel van de familie i.v.m. de Holocaust. Voor Paul is hij aanvankelijk ‘slechts’ een verre achterneef totdat het bij hem doordringt dat de verdwenen familie ook zijn eigen familie is.

Korte tijd later overlijdt een Duitse vrouw en komen brieven boven water die Roosje wekelijks vanuit de kampen Westerbork en Vught had geschreven. Paul wist wel van een tante Roosje die in Zweden woonde omdat ze met een Zweed getrouwd was maar wist niet van kampen.

Deze reeks van gebeurtenissen maken dat hij het niet meer buiten zijn leven kan houden. Hij gaat actief op zoek wat er met Roosje en de familie is gebeurd. Ondanks dat hij zijn vader informeert wat hij heeft ontdekt blijft zijn vader zwijgen.

Vierde fase; tante Roosje

Paul ontdekt veel onbekende familieleden. Bijna allen zijn vermoord, ook zijn grootouders.Hij wil meer te weten komen, hoe ze er uit zagen en hoe ze geleefd hebben met Roosje en zijn vader als gezin. Zijn vader zwijgt. Alleen Roosje kan nog iets vertellen.

Zij woont in Stockholm en heeft geen contact meer met haar broer, de vader van Paul, vanwege verschillen van mening over hoe beiden gehandeld hebben en risico hebben genomen in de oorlogsperiode.

Paul besluit Roosje op te zoeken in Stockholm. Roosje weigert aanvankelijk de zoon van haar broer te ontmoeten. Na lang aandringen komt uiteindelijk toch een ontmoeting tot stand, ziet Paul voor het eerst een foto van zijn grootouders en vertelt Roosje openhartig over de familiegeschiedenis en haar belevenissen. Het is een uitzonderlijk verhaal.

Vijfde fase; shock in Auschwitz

Paul heeft het verleden altijd verborgen gehouden voor de buitenwereld. Pas na vele jaren vertelt hij het zijn kinderen en vervolgens zijn vrienden. Die sporen hem aan het verhaal naar buiten te brengen.

Als hij kort daarna een Europese conferentie van ziekenhuisdirecteuren in Krakov bijwoont bezoekt hij met een aantal collega’s na afloop het nabijgelegen Auschwitz . Tot zijn grote schrik ziet hij daar midden in een grote berg koffers een grote bruine koffer uit Nederland met zijn naam erop. Als zijn collega’s hem daarop aanspreken besluit hij het verhaal van zijn tante Roosje naar buiten te brengen en schrijft het boek. Het boek is inmiddels in meer dan 10 talen verschenen.